Paragraaf 2

Weerstandsvermogen en risicobeheer

Deze paragraaf laat zien hoe solide onze financiële positie is en in hoeverre we financiële tegenvallers kunnen opvangen. Het gaat om de relatie tussen de (financiële) weerstandscapaciteit en alle risico’s die de gemeente loopt die niet zijn afgedekt door reserves, voorzieningen en verzekeringen. Door het vormen van een weerstandsvermogen hoeven we bij een financiële tegenvaller in de begrotingsuitvoering niet direct tot een bezuiniging over te gaan. Het weerstandsvermogen is op dit moment voldoende om de risico’s af te dekken.

Conclusie weerstandsvermogen

De beschikbare weerstandscapaciteit is per 31 december 2016 € 17,847 miljoen. Dit bestaat uit de algemene reserve van € 12,658 miljoen (exclusief het bodembedrag van € 3 miljoen) en de bestemmingsreserves van € 5,189 miljoen. Het totaal van de bestemmingsreserves is € 16,496 miljoen. Voor de weerstandscapaciteit halen we hier de reserve sociaal domein € 8,077 miljoen en de algemene reserve grondexploitatie € 3,230 miljoen vanaf.

De benodigde weerstandscapaciteit is € 1,96 miljoen (zie overzicht bij kwantificeerbare risico's). Het weerstandsvermogen is voldoende om de risico’s af te dekken. Naast de beschikbare weerstandscapaciteit van € 17,847 miljoen is er nog de algemene buffer van € 3 miljoen (als onderdeel van de algemene reserve). Deze beide gecombineerd maakt dat in relatie tot de omvang van de activiteiten er voldoende buffer aanwezig is voor het opvangen van de risico’s.

Risico’s die zich regelmatig voordoen en die veelal goed meetbaar zijn maken geen onderdeel uit van de risico’s die onderdeel zijn van de benodigde weerstandscapaciteit. Hiervoor zijn verzekeringen afgesloten of reserves en voorzieningen gevormd. Met de risico’s rondom de grondexploitatie, open einde regelingen, verbonden partijen en de decentralisaties gaan we op de volgende manier om:

Grondexploitatie

Hiervoor is de reserve grondexploitatie ingesteld. Deze reserve is bestemd voor het opvangen van verliezen (bijvoorbeeld van niet kostendekkende complexen), planschadeclaims en verlaging van verkoopprijzen. We beoordelen ieder jaar opnieuw of de reserve toereikend is.  

Open einde regelingen

De belangrijkste open einde regelingen zijn de regelingen Sociaal Domein en WWB. De risico’s binnen het Sociaal Domein (Wmo, jeugd en participatie) zijn gedekt door de reserve Sociaal Domein. Onder de tabel met de risico’s staat een aparte toelichting hierover. Het risico in het kader van de WWB nemen we mee in de bepaling de weerstandscapaciteit (risico nr. 2).

Verbonden partijen

Jaarlijks beoordelen we de jaarrekeningen, begrotingen en tussentijdse rapportages van de verbonden partijen en leggen die aan u voor. We nemen deel aan aandeelhoudersvergaderingen en bij de meeste verbonden partijen ook aan tussentijdse overleggen. Net als bij de grondexploitatie geldt dat er geen extra financiële buffer noodzakelijk is, omdat er geen risico’s zijn die een gevaar vormen voor de financiële positie. Als dit wel het geval is, nemen we dat risico mee in deze paragraaf. Dat beoordelen we ieder jaar opnieuw.

Algemene beleidslijn

Om het weerstandsvermogen te kunnen beoordelen zetten we de beschikbare weerstandscapaciteit af tegen de benodigde weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit is een optelsom van middelen die beschikbaar zijn om de gevolgen van risico’s die niet begroot zijn te dekken.

Benodigde weerstandscapaciteit

De benodigde weerstandscapaciteit stellen we vast met een risico-inventarisatie. Per risico maken we een inschatting van de kans dat het risico zich voordoet. Daarnaast zijn de financiële gevolgen van deze risico’s zoveel mogelijk weergegeven.

Beschikbare weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken. Het gaat dan vooral om de reservecapaciteit (algemene- en bestemmingsreserves), de onbenutte begrotingscapaciteit, de onbenutte investeringscapaciteit en de stille reserves. Wij bepalen de beschikbare weerstandscapaciteit aan de hand van de algemene en bestemmingsreserves. We willen een beschikbare weerstandscapaciteit met minimaal de omvang van de benodigde weerstandscapaciteit.

Risicobeheersing

Risicobeheersing is de manier waarop, en de processen en systemen waarmee, de gemeente de risico’s beheerst. Onze organisatie heeft tal van beheersmaatregelen getroffen om de doelstellingen in de programma’s te realiseren. Er is een grote verscheidenheid aan beheersmaatregelen die we als volgt indelen:

  • Juridische beheersmaatregelen (inkoopvoorwaarden, contractbepalingen, leveringsvoorwaarden, juridische kwaliteitszorg)
  • Financiële beheersmaatregelen (financial control, verzekeringen, bankgaranties, treasurystatuut)
  • Organisatorische beheersmaatregelen (AO/IC, procedures, 4-ogen principe, audits)
  • Materiële en informatiebeveiligingsbeheersmaatregelen (gemeentelijk informatiebeveiligingsplan)

Twee keer per jaar, als onderdeel van de P&C-cyclus, actualiseren we het overzicht met de belangrijkste risico’s door dossieronderzoek en interviews met management en medewerkers. Na identificatie van een risico brengen we de oorzaak en het gevolg van het risico in beeld. We kwantificeren ieder risico (als dat mogelijk is) een maken een inschatting van de kans dat het risico zich voordoet en het financiële gevolg. Dit resulteert in het risicoprofiel voor onze gemeente. Vervolgens inventariseren we voor elk risico de getroffen beheersmaatregelen.

Bij de kwantificeerbare risico’s staat een opsomming van de risico’s. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico zich voordoet en de financiële gevolgen per risico. Bij deze inschattingen gebruiken we onderstaande tabel:

Categorie

Kans op voorkomen

Kwantitatief

Financieel gevolg

1.

< of 1 keer per 10 jaar

10%

Geen geld gevolgen

2.

1 keer per 5-10 jaar

30%

< € 25.000

3.

1 keer per 2-5 jaar

50%

> € 25.000 - € 100.000

4.

1 keer per 1-2 jaar

70%

> € 100.000 - € 500.000

5.

1 keer per jaar of meerdere keren per jaar

90%

> € 500.000

Kwantificeerbare risico's

Nr.

Risico en beheersmaatregel

Kans op voor-komen risico

Financieel gevolg

Benodigde weerstands-capaciteit

1.

Risico: afrekening achteraf re-integratie en inburgering

4

3

€ 44.000

Beheersmaatregel: leveranciers vragen hun facturen vroegtijdig aan te leveren
Toelichting risico: nota’s die achteraf (in 2017) worden ontvangen kunnen we niet altijd tijdig meenemen in de afhandeling van het Werkdeel van het participatiebudget

2a.

Risico: vangnet-uitkering wordt niet toegekend

4

4

€ 141.000

Beheersmaatregel: rechtmatig uitvoeren  van regelingen. Beleid en uitvoering op orde hebben. Adequaat handhavings- en sanctiebeleid.
Toelichting risico: Het risico is dat we niet voldoen aan de voorwaarden waardoor we geen vangnetuitkering ontvangen. Bij de berekening gaan we uit van een tekort van 10% op het WWB I-deel budget. Het tekort tussen de 5% en 10% wordt gedeeld door het Rijk en de gemeente. Het risico is dan maximaal 2,5% van het WWB I-deel budget.

2b.

Risico: afwijking op WWB I-deel budgetten waardoor beroep op algemene middelen onvermijdelijk is.

2

4

€ 8.000

Beheersmaatregel: een keer per maand ontvangen we managementcijfers met de stand van zaken. Hierdoor kunnen we op financieel gebied bijsturen. Ook zijn er procesmaatregelen aan de poort en bij uitstroom. Beïnvloeding van klantaantallen is niet of zeer marginaal mogelijk.
Toelichting risico: Het maximale risico bestaat uit een tekort van 10% van het WWB I-deel budget waarvan wij tot 7,5% moeten betalen uit eigen middelen. In de begroting is al rekening gehouden met een tekort van 9,3%. Het risico gaat over de resterende 0,7%.

3.

Risico: bijstelling algemene uitkering gemeentefonds (AU)

5

4

€ 270.000

Beheersmaatregel: drie keer per jaar verschijnt er een circulaire. Deze circulaires beoordelen we en rekenen we door.
Toelichting risico: het gemeentefonds is gekoppeld aan de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, de zogenaamde “trap op, trap af systematiek”. Als na afloop van een jaar blijkt dat de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven lager zijn dan gepland, wordt de algemene uitkering naar beneden aangepast. Dit vertaalt zich in een aanpassing van het accres.

4.

Risico: terugbetaling verstrekte geldleningen

1

3

€ 6.000

Beheersmaatregel: bij eventuele achterstanden in aflossingen ondernemen we meteen actie.
Toelichting risico: aan instellingen op het terrein van volkshuisvesting, veiligheid, sport en dorpshuizen zijn leningen vertrekt. Het is niet in alle gevallen duidelijk of er voldoende opstallen, installaties e.d. aanwezig zijn om, in het geval van het uitblijven van de betaling, de restantschuld te voldoen.

5.

Risico: garanties woningbouwcorporaties

1

5

€ 50.000

Beheersmaatregel: het door het waarborgfonds verstrekte overzicht beoordelen we en daarnaast beoordelen we bij een individuele aanvraag de situatie.
Toelichting risico: het waarborgfonds Sociale Woningbouw heeft de bestaande directe risico’s op geldleningen overgenomen. De gemeente kan op basis van de ‘achtervangregeling’ nog worden aangesproken.

6.

Risico: Nationale Hypotheek Garantie

1

4

€ 19.000

Beheersmaatregel: we beoordelen het jaarlijks verstrekte overzicht van hypotheekgaranties.
Toelichting risico: vanaf 2011 heeft het Rijk de achtervang voor alle nieuwe hypotheekgaranties op zich genomen. De gemeente blijft echter wel garant staan voor de vóór 1 januari 2011 verleende garanties.

7.

Risico: overige garanties

1

5

€ 50.000

Beheersmaatregel: we beoordelen het overzicht garanties.
Toelichting risico: er zijn garanties verleend aan instellingen op het terrein van gezondheid, volkshuisvesting en onderwijs.

8.

Risico: leegstand in standalone schoolgebouwen en M.F.A’s.

5

4

€ 90.000

Beheersmaatregel: in 2013 is de ‘Visienota toekomst basisonderwijs in Ooststellingwerf’ door u vastgesteld, waarin de mogelijkheden staan voor het toekomstig onderwijslandschap. In maart 2012 is de notitie ‘platteland aan zet’ door u vastgesteld waarin de kaders zijn geschetst van het na te streven voorzieningenpeil.
Toelichting risico: bij (gedeeltelijke) leegstand lopen de exploitatiekosten van het gebouw door terwijl de inkomsten wegvallen. De exploitatie van de M.F.A’s komt daarmee onder druk te staan. In 2016 is door het opheffen van obs Dalton Mst van Hasseltschool structurele leegstand ontstaan in MFS de Boekebeam te Waskemeer. De inkomstenderving voor de MFS bedraagt € 30.000.

9.

Risico: diverse gerechtelijke procedures

4

5

€ 1.282.500

Beheersmaatregel: juridische kwaliteitszorg en inhuur van externe juristen bij lopende procedures en/of te verwachten claims.
Toelichting risico: op basis van de huidige stand van zaken lopende procedures en/of te verwachten claims/procedures is een inschatting gemaakt.

10.

Risico: veiligheidsmaatregelen politieke ambtsdragers

-

-

PM

Toelichting risico: in rechtspositionele besluiten is uitdrukkelijk bepaald dat het betreffende bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de bekostiging van voorzieningen ten behoeve van de politieke ambtsdrager, welke in het Stelsel bewaken en beveiligen worden aangemerkt als werkgeverskosten. In deze lijn past dat beveiliging op het werk maar ook daarbuiten voor zover die een werkgeverszorg is, voor rekening komt van de gemeente en door de gemeente geregeld wordt.

11.

Risico: GR SW

-

-

PM

Toelichting risico: Door het overnemen van de medewerkers Groen zal er sprake kunnen zijn van frictiekosten. Deze zijn nog niet bekend. Ditzelfde geldt voor de verdere herstructureringsplannen van de RvC.

TOTAAL

€ 1.960.500

Het actualiseren van deze paragraaf (sinds het opstellen van de programmabegroting 2017-2020) leidt tot bijstelling van de benodigde weerstandscapaciteit. Het totaal saldo aan benodigde weerstandscapaciteit daalt licht met € 30.000. Dit komt doordat we in de begroting al met een groter tekort op het WWBI-deel budget rekening hebben gehouden (daling risico 2b). Daarnaast is het I-deel gestegen waardoor ook het maximale risico dat de vangnetuitkering niet wordt toegekend licht stijgt (stijging risico 2a).

Sociaal domein

In de begroting 2016 zijn de uitgaven voor en inkomsten voor Jeugd en Wmo budgettair neutraal opgenomen. Het resultaat komt ten gunste/ten laste van de reserve Sociaal Domein. Op dit moment kunnen we de resultaten van WMO/AWBZ en Jeugd (en de lasten t.a.v. de PGB’s) nog niet goed verwerken. Zorgaanbieders welke meer hebben gedeclareerd dan € 100.000 moeten een verantwoording met accountantsverklaring bij ons indienen. Zorgaanbieders welke voor minder dan € 100.000 hebben gedeclareerd moeten een verantwoording indienen voorzien van een handtekening van de directeur/ bestuurder. Deze gegevens van de zorginstellingen en het SVB zullen in april/mei aangeleverd en verwerkt worden.

Participatie

De totale kosten voor participatie bedroegen in 2016 € 5,3 miljoen. De kosten betreffen zowel de kosten voor uitvoering van de WSW (via Caparis) als ook kosten voor re-integratie. Voor deze laatste kosten was een bedrag begroot van € 750.000 ten laste van de eigen middelen. Tevens is een bedrag ontvangen voor asielbeleid van € 124.000. Het voordeel ten aanzien van de participatie betreft derhalve: € 554.000.

Een voordeel van € 500.000 was al meegenomen in de eerste managementrapportage en in de tweede management rapportage meldden we een nadeel van € 100.000 in verband met een korting op de rijksbijdrage.  

Het overige voordeel ad € 154.000 wordt toegelicht in programma 1.

Lange termijn en inschatting totale risico

Uit de december circulaire blijkt dat de budgetten die we van het Rijk ontvangen voor het Sociaal Domein de komende jaren ten opzichte van 2016 stapsgewijs teruglopen naar € 13,8 miljoen in 2019.

Sociaal Domein

2016

2017

2018

2019

Decembercirculaire 2016

AWBZ naar WMO

4.307

3.976

3.907

3.860

Jeugdzorg

6.037

5.825

5.783

5.788

Participatiewet

5.011

4.711

4.394

4.162

Totaal

15.355

14.512

14.084

13.810

De daling van het budget zit vooral in de AWBZ en Participatiewet. Voor de AWBZ geldt dat, vasthoudend aan het uitgangspunt dat de te leveren zorg op peil blijft, de komende jaren de kosten verder naar beneden moeten om budgettair neutraal te kunnen blijven. Ten aanzien van de participatiewet, geldt dat er sprake dient te zijn van afbouw binnen de WSW. De reserve Sociaal Domein is voor 2017 tot en met 2019 toereikend in het geval de kosten vanaf 2017 niet afnemen met hetzelfde volume als de rijksbudgetten.

Onzekerheid met betrekking tot omvang en hoogte eigen bijdrage op grond van de WMO

Een aanvrager van een voorziening, hulp in de huishouding of een financiële tegemoetkoming (persoonsgebonden budget) is op grond van de WMO een bijdrage verschuldigd. De wetgever heeft bepaald dat de berekening, oplegging en incasso van deze eigen bijdrage wordt uitgevoerd door het CAK. De informatie van het CAK (om privacy redenen beperkt) is ontoereikend om als gemeente de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen. Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen op grond van de WMO geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dit betekent dat door de gemeenten geen zekerheden omtrent omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen worden verkregen.

Financiële kengetallen

Kengetallen drukken de verhouding uit tussen bepaalde onderdelen van de begroting of de balans en kunnen ons helpen bij de beoordeling van de financiële positie van onze gemeente. De kengetallen geven informatie over hoeveel (financiële) ruimte onze gemeente heeft om structurele en incidentele lasten te kunnen dekken of opvangen. Ze geven inzicht in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid. Ook geeft het mogelijkheden om onze gemeente te vergelijken met andere gemeenten.

Kengetallen

Rekening 2015

Begroting 2016

Rekening 2016

Netto schuldquote

40%

52%

36%

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

30%

42%

27%

Solvabiliteitsratio

39%

35%

39%

Structurele exploitatieruimte

1%

1%

2%

Grondexploitatie

4%

10%

3%

Belastingcapaciteit

94%

93%

92%

EMU saldo (bedrag x € 1.000)

-364

-9.114

 2054

Beoordeling onderlinge verhouding kengetallen en financiële positie

Het is niet mogelijk om een individueel kengetal te gebruiken voor de beoordeling van de financiële positie. De kengetallen moeten we altijd in samenhang bekijken. Ze geven alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een goed beeld van de financiële positie van onze gemeente. Op basis van de kengetallen concluderen we dat de financiële positie van onze gemeente goed is. Het jaren geleden ingezette financiële beleid heeft er toe geleid dat de financiële positie is versterkt.

Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

De netto schuldquote is de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen en afgezet tegen de totale baten. We geven de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weer. Zo brengen we duidelijk in beeld wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.

Normaal bevindt de netto schuldquote van een gemeente zich tussen de 0% en 100%. Voor een gemeente geldt dat als de netto schuldquote uitkomt boven de 130% er sprake is van een zeer hoge schuld. Boven de 100% blijft er weinig leencapaciteit over om de gevolgen van financiële tegenvallers (door bijvoorbeeld een economische recessie) op te vangen. De netto schuldquote neemt af. Het verder afbouwen van de leningenportefeuille zetten we voort in de komende jaren. Dit doen we o.a. door het zoveel mogelijk volledig benutten van de kasgeldlimiet. Hierdoor stijgt de kortlopende schuld wel.

Solvabiliteitsratio

Dit kengetal geeft inzicht in hoeverre de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. De solvabiliteitsratio is het eigen vermogen (de reserves) als percentage van het balanstotaal. Over het algemeen dient de solvabiliteit minimaal tussen de 25% en 40% te liggen. Deze percentages gelden voor het bedrijfsleven, voor gemeenten zijn nog geen specifieke normen bekend. Hoe hoger het solvabiliteitsratio hoe hoger de weerbaarheid van de gemeente. Het berekende kengetal geeft aan dat de solvabiliteitsratio voor onze gemeente net wat hoger is dan de bekende normen voor het bedrijfsleven

Structurele exploitatieruimte

Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele exploitatieruimte is. We kijken naar de structurele baten en lasten en vergelijken deze met de totale baten. Voor de jaarrekening 2016 staat er een positief percentage vermeld. Dit betekent dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken.

Grondexploitatie

Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de waarde van de grond) is ten opzichte van de totale (geraamde) baten (exclusief mutaties reserves). De grondexploitatie kan een behoorlijke invloed hebben op de financiële positie van een gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond is belangrijk, deze moeten we weer terugverdienen bij de verkoop. Ieder jaar beoordelen we of de gronden tegen een actuele waarde op de balans staan. Het kengetal neemt af. Dit komt vooral door het overbrengen van de Niet In Exploitatie Genomen Gronden (NIEGG) naar de materiële vaste activa.

Belastingcapaciteit

De belastingcapaciteit geeft inzicht in hoeverre we een financiële tegenvaller in het volgende begrotingsjaar kunnen opvangen en of er ruimte is voor nieuw beleid. De gemiddelde woonlasten (OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing) voor een gezin worden afgezet tegen het landelijk gemiddelde. Na de algemene uitkering gemeentefonds zijn de belastinginkomsten de belangrijkste inkomsten voor een gemeente. Het Coelo publiceert jaarlijks de Atlas van de lokale lasten. Deze publicatie is de basis voor de berekening van dit kengetal. De woonlasten in onze gemeente zijn lager dan het landelijk gemiddelde.

EMU-saldo

Tussen het Rijk en de decentrale overheden zijn afspraken gemaakt voor de beheersing van het EMU-saldo. Het tekort voor de totale sector overheid mag niet hoger uitkomen dan 3% van het bruto binnenlands product. De EMU-systematiek werkt op een andere manier dan het baten-lastenstelsel dat de decentrale overheden hanteren. Bijvoorbeeld investeringen en uitgaven die worden gedekt uit reserves tellen wel door in het EMU-saldo, maar hebben geen gevolg voor de uitkomst in het baten-lastenstelsel. Dus bij een sluitende begroting kan het EMU-saldo negatief zijn.

Met het rijk is voor 2016 een macro-norm afgesproken van 0,4% bbp voor de decentrale overheden (waterschap, provincie en gemeente). In tegenstelling tot eerdere jaren is de norm niet verdeeld over de verschillende overheidslagen. Er zijn daarom ook geen individuele referentiewaarden bepaald.